Organisatie
Terrorisme PDF Afdrukken E-mail

De strijd tegen het terrorisme

De terroristische aanslagen van 9/11 te New York en Washington en de navolgende golf van terreur (o.m. te Madrid en Londen) hebben binnen Europa een ruime beweging op gang gebracht om de strijd tegen het terrorisme te versterken.

De «Verklaring betreffende de Bestrijding van Terrorisme» van de Raad van de E.U. van 25 maart 2004 legde reeds de klemtoon op het versterken van de samenwerking tussen de politionele en justitiële autoriteiten van de lidstaten onderling en met de internationale instellingen.

In België werd in een eerste fase het wetgevend instrumentarium uitgebreid.

Zo kregen het Europees aanhoudingsmandaat en de gemeenschappelijke onderzoeksteams een wettelijk kader. Er werd een nieuw hoofdstuk inzake 'terroristische misdrijven' in ons Strafwetboek ingeschreven. De bijzondere opsporingsmethoden en andere methoden kregen een nieuw wettelijk kader zodat ze ook in de strijd tegen het terrorisme kunnen worden gebruikt. En in terrorisme gespecialiseerde onderzoeksrechters doen in de strafprocedure hun intrede.

Vele van deze wetgevende initiatieven maken vandaag nog het voorwerp uit van een maatschappelijk debat omtrent de proportionaliteit van de maatregelen en hoe deze zich verhouden tot de fundamentele rechten en vrijheden van het individu.

In een tweede fase werden initiatieven genomen om de werking van de politie-, inlichtingen- en veiligheidsdiensten beter op elkaar af te stemmen. Voor de analyse van de terroristische dreiging tracht men maximaal gebruik te maken van alle beschikbare informatie.

De wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging (houdende de oprichting van het OCAD) is desbetreffend een mijlpaal: de wet zoekt voor de modaliteiten van samenwerking en informatie-uitwisseling een evenwicht tussen enerzijds de rechten en vrijheden van het individu en anderzijds het algemeen belang en het recht van de staat om zich te beschermen tegen bepaalde vormen van criminaliteit.

Uiteraard is het verhaal niet af. Vele nieuwe uitdagingen dienen zich aan, zoals:
  • het wettelijk regelen van de onderzoeksmethoden waarover de inlichtingen- en veiligheidsdiensten beschikken (de zgn. BIM);
  • de proactieve (en maatschappelijke) aanpak van radicalisme;
  • het onderling op elkaar afstemmen van de inspanningen van alle actoren in de veiligheidsketen
  • ...

Deze pagina's bieden u een beknopte stand van zaken.

Definitie

  • Terroristisch misdrijf
  • Terroristische groep
  • Terrorisme
  • Extremisme
  • Radicalisme
In uitvoering van het Kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding werden bij Wet van 19 december 2003 (B.S. 29 december 2003) een aantal “terroristische misdrijven” strafbaar gesteld in de artikelen 137 tot en met 141 van het Strafwetboek (Sw.)

Artikel 137 §1 Sw. definieert het "terroristisch misdrijf" als volgt:

“het misdrijf bepaald in de §§ 2 en 3 dat

door zijn aard of context een land of een internationale organisatie ernstig kan schaden

en opzettelijk gepleegd is

met het oogmerk om

a) een bevolking ernstig vrees aan te jagen of

b) om de overheid of een internationale organisatie op onrechtmatige wijze te dwingen tot het verrichten of het zich onthouden van een handeling, of

c) de politieke, constitutionele, economische of sociale basisstructuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen”.

Deze terroristische misdrijven worden in de navolgende paragrafen 2 en 3 opgedeeld in twee categorieën, met name een aantal bestaande gemeenrechtelijke misdrijven (§2) waarvoor de incriminatie als “terroristisch misdrijf” bij toepassing van art. 138 §1 Sw. tot strafverzwaring leidt, en een aantal nieuwe misdrijven (§3) waarvan de straffen worden bepaald in art. 138 §2 Sw.

Het artikel 139 Sw. omschrijft een "terroristische groep" als:

iedere gestructureerde vereniging van meer dan twee personen die sinds enige tijd bestaat en die in onderling overleg optreedt om terroristische misdrijven te plegen, als bedoeld in artikel 137. Een organisatie waarvan het feitelijk oogmerk uitsluitend politiek, vakorganisatorisch, menslievend, levensbeschouwelijk of godsdienstig is of die uitsluitend enig ander rechtmatig oogmerk nastreeft, kan als zodanig niet beschouwd worden als een terroristische groep in de zin van het eerste lid.

De deelname aan een terroristische groep wordt bestraft in de artikelen 140 Sw. en 141 Sw. naargelang de aard van de daden van deelneming.

In artikel 8 van de Wet inzake de inlichtingen- en veiligheidsdienst vindt u wettelijke definities van de begrippen ‘terrorisme’ en ‘extremisme’ terug.

Het begrip "terrorisme" wordt in voormeld artikel 8, 1° b) gedefinieerd als:

“het gebruik van geweld tegen personen of materiële belangen om ideologische of politieke redenen met het doel zijn doelstellingen door middel van terreur, intimidatie of bedreigingen te bereiken”.

In hetzelfde artikel wordt onder c) het begrip "extremisme" gedefinieerd als:

“racistische, xenofobe, anarchistische, nationalistische, autoritaire of totalitaire opvattingen of bedoelingen, ongeacht of ze van politieke, ideologische, confessionele of filosofische aard zijn, die theoretisch of in de praktijk strijdig zijn met de beginselen van de democratie of andere grondslagen van de rechtstaat”.

Benevens de begrippen terrorisme en extremisme doet in Europese en Belgische actieplannen ook het begrip "radicalisme" haar intrede in het veiligheidsbeleid.

Radicalisme wordt in de context van het Belgische actieplan inzake radicalisme gedefinieerd als:

“Een proces waardoor een individu of een groep dusdanig beïnvloed wordt dat het individu of de groep in kwestie mentaal bereid is om extremistische daden te plegen, gaande tot gewelddadige of zelfs terroristische handelingen.”

Evolutie van het fenomeen

Wereldwijd

Over de wereldwijde evolutie van het fenomeen terrorisme is weinig degelijk cijfermateriaal beschikbaar. De ‘Country Reports on Terrorism 2006 ’ van het Amerikaanse State Department maken melding van 14.000 aanslagen in 2006, voornamelijk in Irak (6.600) en Afghanistan (749). Bij deze aanslagen vielen meer dan twintigduizend doden. Tweederde van de slachtoffers viel in Irak. In deze rapporten wordt echter geen onderscheid gemaakt tussen terroristische aanslagen en aanslagen gepleegd in het kader van de Amerikaanse War on Terror.

Europa

Het (eerste) Europol Situatierapport inzake Terrorisme 2007 (TE-SAT) maakt melding van 498 terroristische aanvallen in de Europese Unie in 2006, waarvan het merendeel slechts beperkte materiële schade tot gevolg had en gepleegd werd zonder de bedoeling te doden. De verijdelde aanslagen in Duitsland en London toonden echter aan dat Islamistische terroristen ook aanslagen met een massale hoeveelheid slachtoffers beogen…
In totaal werden in de 15 toenmalige EU-lidstaten 706 individuen gearresteerd op verdenking van het plegen van terroristische misdrijven.

België

Nuttige informatie ligt vervat in de periodieke dreigingsevaluaties van het Coördinatieorgaan voor de Dreigingsanalyse (OCAD) en de gezamenlijke verslagen van de Vaste Comités P en I omtrent de uitvoering van de Wet van 10 juli 2006 inzake de dreigingsanalyse (de zogenaamde ‘OCAD’-wet - B.S. 20 juli 2006). Deze verslagen en rapporten zijn niet publiek toegankelijk.

Wetgeving

Belgische Wetgeving

  • Artikelen 137-141 Sw., ingevoegd bij Wet van 19 december 2003 betreffende terroristische misdrijven (B.S. 29 december 2003) in uitvoering van het Europees Kaderbesluit van 13 juni 2002.
  • Wet van 10 juli 2006 betreffende de analyse van de dreiging en de Wet van 10 juli 2006 tot wijziging van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op de politie- en inlichtingendiensten en van de artikelen 323bis en 327bis van het Gerechtelijk Wetboek (B.S. 20 juli 2006).
  • Wet betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen van 11 december 1998 (B.S. 7 mei 1999), gewijzigd door de Wet van 3 mei 2005 (B.S. 27 mei 2005).
  • Wet van 6 januari 2003 inzake de bijzondere opsporingsmethoden en enige andere onderzoeksmethoden (B.S. 12 mei 2003), ingevolge de verbreking door het Grondwettelijk Hof gewijzigd door de Wet van 27 december 2005 (B.S. 30 december 2005). Hierbij werd de mogelijkheid ingevoerd om het gerechtelijk onderzoek in terrorismezaken te laten voeren door ‘in terrorisme gespecialiseerde onderzoeksrechters’.
  • Wet van 30 november 1998 houdende de regeling van de Inlichtingen en Veiligheidsdienst (B.S. 18 december 1998).

Van bijzonder belang is ook de Gemeenschappelijke Omzendbrief van de Minister van Justitie en het College van Procureurs-generaal betreffende de gerechtelijke aanpak inzake terrorisme (COL 9/2005) met addenda COL 18/2006 (inzake de gespecialiseerde onderzoeksrechters) en COL 2/2007 inzake het OCAD. De inhoud van deze omzendbrieven is vertrouwelijk.

Internationale wetgeving

  • Europees Verdrag tot bestrijding van terrorisme, Straatsburg, 27 januari 1977.
  • Het Internationaal Verdrag ter bestrijding van de financiering van terrorisme, New York, 9 december 1999.
  • Europees kaderbesluit van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding, omgezet in Belgisch recht bij Wet van 19 december 2003.
  • Europees kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen lidstaten (omgezet in Belgisch recht bij Wet van 19 december 2003 - zie hoger).
  • Verdrag van de Raad van Europa inzake de preventie van terrorisme (in werking getreden op 1 juni 2007).
  • Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden van 1950 evenals de Grondwettelijke bescherming van rechten en vrijheden.

Strafrechtelijk beleid

  1. Meer vaststellingen ingevolge een prioritaire aandacht voor het fenomeen
  2. Radicalisme en rekrutering voor terrorisme en extremisme
  3. Informatie-uitwisseling en samenwerking tussen de betrokken actoren
  4. Internationale ontwikkelingen

1. Meer vaststellingen ingevolge een prioritaire aandacht voor het fenomeen

Onder invloed van dreigingen en aanslagen van terrorisme, gekoppeld aan moslimextremisme en -fundamentalisme, wordt in toenemende mate aandacht besteed aan het fenomeen. De strijd tegen het terrorisme is een belangrijke beleidsprioriteit voor de opsporings- en vervolgingsdiensten (in het bijzonder het federaal parket) en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

De prioritaire behandeling en de middelen en (wettelijke) instrumenten waarover de Belgische opsporings- en vervolgingsdiensten in toenemende mate beschikken heeft er ook toe geleid dat sneller dan voordien tegen bepaalde gedragingen wordt opgetreden.

Niet alleen de gewijzigde maatschappelijke omstandigheden, waarbij de terroristische dreiging steeds ernstiger wordt genomen, maar ook de invoering van een specifieke nieuwe incriminatie van ‘terroristische misdrijven’ in ons strafrecht hebben het speuren naar en de gerechtelijke aanpak van het fenomeen sterk beïnvloed.

Er is sprake van een (wereldwijde) polarisatie. Extremistische bewegingen en organisaties worden sneller dan voordien als een bedreiging beschouwd: als potentiële kweekvijvers voor terrorisme of als terroristische groeperingen.

Deze beweging vormt een dubbele en paradoxale bedreiging, zowel voor de fysieke veiligheid en integriteit van de bewoners van de Westerse geïndustrialiseerde staten als voor het democratische bestel van de rechtstaat in deze landen.

De druk op het evenwicht tussen enerzijds het zelfbeschermingsrecht van de staten en anderzijds de fundamentele rechten en vrijheden van hun rechtsonderhorigen neemt toe. Opsporings- en vervolgingsdiensten komen steeds vaker lijnrecht tegenover de mensenrechtenorganisaties te staan.

2. Radicalisme en recrutering voor terrorisme en extremisme

Strijden tegen het terrorisme is maar effectief wanneer ook de wortels van het terrorisme worden aangepakt. Extremisme en radicalisme vormen de voedingsbodem. Deze vloeien op hun beurt voort uit een algemeen maatschappelijke problematiek (armoede, onrecht, discriminatie, …).

Een van de essentiële bestanddelen van het terrorisme, waarmee het fenomeen zich van georganiseerde criminaliteit onderscheidt, ligt in de drijfveer van de dader. Dat is niet zuiver winstbejag maar het “oogmerk om een bevolking ernstig vrees aan te jagen, om de overheid of een internationale organisatie op onrechtmatige wijze te dwingen tot het verrichten of het zich onthouden van een handeling, of om de politieke, constitutionele, economische of sociale basisstructuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen”.

Maatregelen van socio-economische en algemeen maatschappelijke aard blijven de essentie van een efficiënt en effectief beleid tegen radicalisme. Maar ook de opsporings- en vervolgingsdiensten en de inlichtingen- en veiligheidsdiensten besteden meer aandacht aan radicaliserende elementen in de samenleving. De mate waarin deze elementen zich manifesteren, verder radicaliseren en zich van de maatschappij afwenden of zich zelfs tegen de maatschappij richten, leidde zowel op het niveau van de E.U. als in België tot een actieplan en maatregelen tegen het radicalisme en de rekrutering voor terrorisme.

Ook andere ondersteunende activiteiten doen zich in België voor en krijgen groeiende aandacht van de opsporings- en vervolgingsdiensten. De financiering, werving en propaganda van terrorisme en extremisme worden ook in België niet onderschat. Volgens de Belgische bijdrage aan het Europol TE-SAT-rapport moet ter voorkoming van de werving voor terrorisme en extremisme, in het bijzonder wat betreft Islamitisch terrorisme, gefocust worden op scholen, spirituele ontmoetingsplaatsen (als moskeeën) en gevangenissen .

Op het vlak van preventie van radicalisme en extremisme werd tot op heden nog geen structureel beleid gevoerd.

3. Informatie-uitwisseling en samenwerking tussen de betrokken actoren

In de Kadernota Integrale Veiligheid, goedgekeurd door de Ministerraad op 30 maart 2004, stelde de Regering zich onder meer tot doel:
  • Het versterken van de coördinatie van de initiatieven van de departementen Justitie en Binnenlandse Zaken in het kader van een coherent beleid in de strijd tegen het terrorisme;
  • Het verbeteren en verhogen van de communicatie tussen overheid en bedrijfswereld inzake potentiële bedreigingen middels een performant systeem van wederzijdse informatie-uitwisseling aangaande verdachte handelingen en incidenten, bestaande dreigingen, analyses, nieuwe tendensen en te nemen maatregelen.


Een van de belangrijkste maatregelen die de vorige regering dienaangaande heeft genomen is de Wet van 10 juli 2006 inzake de dreigingsanalyse. Hiermee werd de samenwerking tussen de diverse overheidsdiensten in de schoot van het OCAD (als rechtsopvolger van de AGG) geïntensifieerd en uitgebreid tot andere ondersteunende diensten dan de politie-, inlichtingen- en veiligheidsdiensten en het Openbaar Ministerie, die eveneens over voor de dreigingsanalyse belangrijke informatie beschikken.

Deze wet voorziet een wettelijke regeling voor de ganse informatiehuishouding en de informatiestromen, de beeldvorming, de terroristische en extremistische dreigingsanalyse en de controle op de daartoe in het leven geroepen samenwerkingsstructuur en -plicht.

Ook werd wat betreft de samenwerking met de bedrijfswereld een performant early warning-systeem de facto in werking gesteld. Het protocol moet nog door de betrokken ministers worden ondertekend.

Tenslotte keurde het Ministerieel Comité voor Inlichting en Veiligheid op 27 januari 2006 ook een communicatiestrategie voor terroristische dreiging of aanslagen goed. Deze strategie bepaalt de organisatie van de communicatie om optimaal aan de informatienoden van de bevolking te kunnen voldoen. Het document beschrijft o.a. de communicatieve afstemming tussen de verschillende overheden om tegenstrijdige berichtgeving te vermijden.

4. Internationale ontwikkelingen

Europese Unie

Belangrijke beleidsdocumenten in uitvoering zijn:
  • European Union Strategy for Combating Radicalisation and Recruitment to Terrorism (Brussel, 24 november 2005)
  • EU Action Plan on combating terrorism
  • European Union Counter-Terrorism Strategy - Brussels, 30 November 2005
  • Raad van Europa
In de Raad van Europa wordt o.m. onderzoek verricht naar:
concepten van “apologie van het terrorisme” en “aanzetten tot terrorisme”;
bijzondere opsporingsmethoden;
getuigenbescherming en spijtoptanten (“pentiti”);
de internationale samenwerking in de opsporing en vervolging, maatregelen om terroristen van hun financiële bronnen af te snijden, en kwesties betreffende identiteitsdocumenten.

Een ander prioritair werkveld betreft de actualisering en uitwerking van het wettelijk instrumentarium van de Raad van Europa in de strijd tegen het terrorisme.

Tevens werd in de schoot van de Raad van Europa het CODEXTER (Committee of experts on Terrorism) opgericht, verantwoordelijk voor de coördinatie en de opvolging van de activiteiten die inzake terrorismebestrijding in de schoot van de Raad van Europa worden uitgevoerd.

Verenigde Naties

In de schoot van de Verenigde Naties werden het laatste decennium door de Veiligheidsraad een hele reeks resoluties goedgekeurd. In resolutie 1373 (2001) werd het Counter Terrorism Committee opgericht om de implementatie van deze resoluties door de lidstaten op te volgen.

OVSE (Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa)

De OVSE ontwikkelde het “Bucharest Plan of Action for Combating Terrorism”. De OVSE richt zich o.m. op de problemen van het gebruik van het internet voor terroristische doeleinden en de veiligheid van reisdocumenten en paspoorten.

Projecten van de Dienst

De Dienst was nauw betrokken bij de redactie van de Wet betreffende de Dreigingsanalyse van 10 juli 2006.

Toekomstige projecten zullen voortvloeien uit de beleidsplannen van de volgende federale regering.

Actoren

Publieke actoren

  • Federaal parket
  • Expertisenetwerk Groot Banditisme en Terrorisme
  • De Veiligheid van de Staat en de Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid
  • Het OCAD en haar ondersteunende diensten
  • De Federale Politie – Algemene Directie Gerechtelijke Politie - Dienst Terrorisme en Sekten (Directie van de bestrijding van de criminaliteit tegen personen)
  • De Algemene Directie Crisiscentrum en de Algemene Directie Veiligheid en Preventie (FOD Binnenlandse Zaken)

Private actoren

  • De private sector is vertegenwoordigd in de schoot van de werkgroep terrorisme van het Permanent Overlegplatform Bedrijfsbeveiliging

Literatuur

TEMMERMAN, Katrien, Terreurbestrijding in België en Europa. De interactie tussen inlichtingendiensten, politie en justitie, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2007, 205 p.