Organisation
Drogue Convertir en PDF Version imprimable Suggérer par mail

TRADUCTION EN COURS

De drugproblematiek is een heel ingewikkelde problematiek met enerzijds verschillende oorzaken en anderzijds diverse gevolgen op allerlei leefdomeinen. Drugsgebruik en drugsverslaving kunnen tot ernstige problemen leiden. Deze problemen situeren zich niet alleen op gezondheidsniveau, maar ook op het vlak van welzijn en criminaliteit. De oorzaken van problematisch drugsgebruik kunnen divers zijn. Denk bijvoorbeeld aan de socio-economische kansarmoede, de toenemende prestatiedruk, stress en emotionele isolering.
Deze complexiteit van de problematiek vereist een integrale en geïntegreerde aanpak van het fenomeen. De Federale Overheidsdienst Justitie moet zich niet alleen beperken tot het repressieve beleid waar straffen en de strijd tegen drugshandel centraal staat. Volgens de Federale Beleidsnota Drugs van 2001 moet preventie de hoogste prioriteit krijgen, gevolgd door hulpverlening en tenslotte repressie.

Definitie

Voor het wettelijk en reglementair kader wordt verwezen naar de drugwet en haar uitvoeringsbesluiten (cf. infra). Wat de beteugeling van cannabis betreft, zijn er bijzondere bepalingen voorzien inzake de vaststelling van de inbreuken en de daaraan gekoppelde straffen. Het vervolgingsbeleid inzake het bezit van en de detailhandel in illegale verdovende middelen wordt geregeld door de ministeriële richtlijn van 2003, aangevuld door de gemeenschappelijke richtlijn van de Minister van Justitie en het College van procureurs-generaal omtrent de vaststelling, registratie en vervolging van inbreuken inzake het bezit van cannabis (COL 2/2005). De richtlijn van 25 januari 2005 bepaalt dat er aan het bezit, door een meerderjarige, van een hoeveelheid cannabis voor persoonlijk gebruik, zoals in het verleden, de laagste prioriteit in het vervolgingsbeleid wordt gegeven, uitgezonderd wanneer het bezit gepaard gaat met verzwarende omstandigheden of verstoring van openbare orde.
Inzake de detailhandel stipuleert de richtlijn van 16 mei 2003 dat er een onderscheid dient te worden gemaakt tussen het verkoop enkel met het oog op winstbejag (die op dezelfde wijze dient te worden beteugeld als de georganiseerde misdaad) en de verkoop om persoonlijk gebruik te financieren (waarbij de magistraat een van de maatregelen toepast bedoeld voor bezit voor eigen gebruik).

Inzake druggerelateerde criminaliteit dient de strafrechtelijke reactie, nopens de richtlijn van 16 mei 2003, te worden bepaald rekening houdend met de ernst van de feiten en met de individuele situatie van de dader. Druggerelateerde criminaliteit is een koepelbegrip waaronder een aantal criminaliteitsfenomenen kunnen ressorteren. Het bevat naast de hierboven omschreven inbreuken op de drugwetgeving ook criminaliteit gepleegd onder invloed van drugs, criminaliteit gepleegd om in de drugbehoefte te voldoen, en de criminaliteit gelinkt aan het illegale karakter van de drugsmarkt.

De drugproblematiek beperkt zich niet tot de wettelijk verboden psychoactieve stoffen, maar betreft ook andere “drugs” zoals bijvoorbeeld tabak en alcohol. Gokverslaving en medicinaal gebruik van cannabis daarentegen komen eerder niet aan bod in het drugsbeleid.  

Evolutie van het fenomeen

Het is bijzonder complex om een integrale beeldvorming te krijgen van het drugfenomeen. Niet enkel omdat er zoveel facetten zijn van dit fenomeen, maar evenzo omdat de beeldvorming van al deze facetten niet altijd mogelijk is. Specifieke en vaak fragmentaire statistieken zijn beschikbaar via talrijke bronnen (bv. via de statistieken inzake de veroordelingsberichten, de processen-verbaal vanwege de federale politie, maar ook patiëntgegevens en doelgroepwerking via de Vereniging voor Drugs en Andere problemen, cijfergegevens over het nationale aandeel in de Europese drugproblematiek via de jaarrapporten van het EMCDDA, enzovoorts). Maar een uitgewerkte methodologie om het aandeel druggerelateerde criminaliteit in België zichtbaar te maken bestaat nog niet.

Volgens de Nationale gegevensbank van de federale politie was het aandeel feiten “verdovende middelen” 4,27% van het totaal aantal geregistreerde feiten (993.417) in 2004. Sindsdien is er een stijging merkbaar van het aantal drugsfeiten. De vervolgstudie “Drugs in cijfers”1 schatte het aandeel van de totale overheidsuitgaven voor Veiligheid op 167 miljoen euro. Hiervan gaat 138 miljoen euro naar het opsporingsniveau, 3,9 miljoen euro voor het vervolgingsniveau, 3,5 miljoen euro naar het straftoemetingsniveau en bijna 20 miljoen euro naar de strafuitvoering (deze schatting werd gemaakt op basis van cijfergegevens van 2004, maar wordt momenteel geactualiseerd). Vanuit financieringsperspectief blijft preventie de sector waarvoor volgens dit onderzoek de minste overheidsuitgaven worden opgetekend, ondanks het algemeen aanvaarde idee dat het zwaartepunt van dit beleid zou moeten samenvallen met preventieactiviteiten.

Het Antwerpse Universitair Wetenschappelijk Instituut voor Drugproblemen registreert reeds 15 jaar de geverbaliseerde druggebruikers in Vlaanderen en Brussel op basis van parketgegevens om een zicht te krijgen op de gebruikersprofielen van drugs2. In totaal werden van 1990 tot en met 2004 van 43.267 meerderjarige druggebruikers gegevens uit het pv geregistreerd tijdens de 3 maanden durende registratie per registratiejaar. Cannabisgebruikers vormen doorheen alle registratieperiodes de grootste groep geverbaliseerde gebruikers, waaruit blijkt dat er geen wijziging in het verbaliseringsgedrag merkbaar is voor wat cannabis betreft. Tal van andere gegevens worden in dit onderzoek samengebracht, waarbij het longitudinale karakter van het onderzoek vergelijkingen doorheen de tijd mogelijk maakt.

Wettelijk kader

  • Kaderwet 24 februari 1921, B.S. 6 maart 1921 (Basiswet).
  • Enkelvoudig verdrag inzake verdovende middelen, en bijlagen, opgemaakt te New York op 30 maart 1961, B.S. 27 november 1969.
  • Verdrag van de Verenigde Naties tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, opgemaakt te Wenen op 20 december 1988, B.S. 21 maart 1996.
  • Verdrag inzake psychotrope stoffen, opgemaakt te Wenen op 21 februari 1971, B.S. 10 november 1996.
  • Wet van 4 april 2003 tot wijziging van de Wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van de giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica, en van artikel 137 van het wetboek van strafvordering, B.S. 2 juni 2003.
  • Wet van 3 mei 2003 tot wijziging van de Wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van de giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica, B.S. 2 juni 2003.
    • K.B. van 16 mei 2003 tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 31 december 1930 omtrent de handel in slaap- en verdovende middelen alsmede van het Koninklijk Besluit van 22 januari 1998 tot reglementering van sommige psychotrope stoffen, teneinde daarin bepalingen in te voegen met betrekking tot risicobeperking en therapeutisch advies, en tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 26 oktober 1993 houdende maatregelen om te voorkomen dat bepaalde stoffen worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, B.S. 2 juni 2003.
    • Ministeriële omzendbrief van 16 mei 2003, betreffende vervolgingsbeleid inzake het bezit van en de detailhandel in illegale verdovende middelen, B.S. 2 juni 2003.
  • K.B. van 19 maart 2004 tot reglementering van de behandeling met vervangingsmiddelen, B.S. 30 april 2004.
  • Kaderbesluit van 25 oktober 2004 betreffende de vaststelling van minimumvoorschriften met betrekking tot de bestanddelen van strafbare feiten en met betrekking tot straffen op het gebied van de illegale drugshandel, P.B. L 335, 11.11.2004.
  • Gemeenschappelijke omzendbrief nr. COL 2/2005 van de Minister van Justitie en het College van Procureurs-generaal omtrent de vaststelling, registratie en vervolging van inbreuken inzake het bezit van cannabis, B.S. 31 januari 2005.
  • Wet van 20 juli 2006 houdende diverse bepalingen, B.S. 28 juli 2006 (luik inzake de bestuurlijke aanhouding bij druggebruik in het openbaar en de bevoegdheden van de burgemeester).
  • Omzendbrief nr. COL 7/2007 van het College van Procureurs-generaal betreffende het vervolgingsbeleid ten aanzien van “drugstoeristen”, Brussel, 21 juni 2007.
  • Omzendbrief nr. COL 2/2010 van het College van Procureurs-generaal inzake de analyse van amfetaminemonsters met het oog op de registratie en de vergelijking ervan in de Europese databank, Brussel, 9 februari 2010.

Beleid

De federale drugnota van 2001 vormde lange tijd de basis voor het federale drugbeleid. Cruciaal uitgangspunt is dat deze nota de drugsproblematiek in eerste instantie benadert als een probleem van de volksgezondheid. Onder “drugs” worden in de beleidsnota “alle” vormen van drugs verstaan; dus zowel de zgn. illegale drugs, alsook de legale drugs (met name: alcohol, sigaretten en medicatie). De nota omvat een omvangrijk aantal projecten en voorstellen zowel op preventief, curatief als repressief vlak die door de verschillende federale regeringspartners dienden uitgewerkt te worden. Los van het feit dat de meeste maatregelen steeds over de grenzen van een legislatuur lopen, werden niet alle vooropgestelde doelstellingen van deze drugnota verwezenlijkt. De strijd tegen de overlast verbonden aan het gebruik van verdovende middelen werd opnieuw opgenomen in het M.B. van 15 januari 2007 m.b.t. de strategische veiligheids- en preventieplannen 2007-2010.
De meeste van deze beleidslijnen werden hernomen in de Gemeenschappelijke Verklaring uit 2010, doch grondig geactualiseerd. Deze verklaring werd voorbereid door de Algemene Cel Drugsbeleid en vervolgens goedgekeurd op de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid op 25 januari 2010 (B.S. 15 april 2010). Hierna wordt enkel ingegaan op maatregelen die van belang zijn voor justitie, met nadruk op de opties die genomen worden op federaal vlak.

België neemt ook deel aan vergaderingen op Benelux en Europees én VN niveau terzake. Deze kaderen vooral in de strijd tegen de handel van verdovende middelen en de internationale politionele aanpak ervan. Sedert de ratificatie van het Internationale Opiumverdrag (Den Haag, 1912) door ons land werd de fundering gelegd voor een internationale aanpak inzake drugsdelicten. Door de ratificatie van 3 VN drugverdragen3 zijn verplichtingen opgelegd ten aanzien van de nationale wetgever waardoor het decriminaliseren van het bezit, de aankoop en de kweek van illegale drugs voor persoonlijk gebruik, niet is toegestaan. Op Europees niveau worden de EU-drugstrategie en het EU-actieplannen4 inzake drugs verder uitgevoerd. Deze acties richtten zich uitsluitend op de drugsbestrijding en voeren te dien einde internationale acties uit.

Federale beleidsnota drugs

De federale beleidsnota drugs kwam tot stand in 2001 op basis van de aanbevelingen van de parlementaire werkgroep Drugbeleid. Deze beleidsnota past in een normaliseringsbeleid, gericht op rationele risicobeheersing, en een geïntegreerde, globale benadering van het drugfenomeen. Het beleid van de federale regering zal zowel inwerken op het aanbod als op de vraag. Belangrijkste doelen zijn:

  • een daling van het aantal afhankelijke burgers;
  • een daling van de fysische en psycho-sociale schade die drugsmisbruik kan veroorzaken;
  • een daling van de negatieve gevolgen van het drugfenomeen voor de samenleving (waaronder de maatschappelijke overlast).

Deze doelen worden nagestreefd via een beleid dat gebaseerd is op drie pijlers:

  1. Preventie voor de niet-gebruikers en de niet-problematische gebruikers;

De belangrijkste doelstelling is het ontraden en het terugdringen van het druggebruik, legaal en illegaal, en het afremmen van het aantal nieuwe druggebruikers door middel van preventie.

  1. Zorgverlening, risicobeperking en (her)integratie voor de problematische gebruikers;

De bescherming van de samenleving en haar leden die met drugs worden geconfronteerd, staat hier centraal. Ook de drugsverslaafden moeten de nodige hulp krijgen om een menswaardig bestaan te kunnen leiden.

  1. Repressie voor de producenten en de handelaars.

De doelstelling is een versterkt repressief beleid ten aanzien van de georganiseerde drughandel en van criminele organisaties die banden hebben met de drughandel.

Om deze drie pijlers geïntegreerd uit te bouwen is er nood aan meer samenwerking tussen de verschillende bevoegde beleidsdomeinen, en de uitbouw van een epidemiologisch en evaluatief instrumentarium.

Op basis van de federale beleidsnota zijn bepaalde initiatieven gerealiseerd. De belangrijkste realisaties zijn:

  • het oprichten de “Cel Algemeen Drugsbeleid” in 2008. De taken van deze cel zijn onder meer de integratie van verschillende beleidsdomeinen (sociale zaken, welzijn, justitie, …), het uitwerken van samenwerkingsakkoorden en het optimaliseren van behandelings- en zorgaanbod.
  • Het nationale Focal Point wordt omgevormd tot een Belgisch Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugsverslaving. Belangrijke taken zijn het opbouwen van communicatienetwerk tussen alle partners; verzamelen, analyseren, synthetiseren en verspreiden van gegevens; samenwerken met het Europees centrum.
  • Contracten met de gemeenten (zorgverleners, straathoekwerkers, preventiewerkers).

Wetenschappelijke onderbouw

In de Federale Beleidsnota Drugs wordt het belang onderstreept van een geïntegreerd (lokaal) drugbeleid dat alle sectoren (sociale sector, hulpverlening, politie, justitie, bestuurlijke overheid) verenigt. Dit beleid moet evenwel voldoen aan kwaliteitscriteria om werkzaam te kunnen zijn. Het is hiertoe van wezenlijk belang dat er via wetenschappelijk onderzoek een antwoord kan gegeven worden op vragen zoals: Wat is de huidige rol van deze instanties? In welke mate en hoe wordt er samengewerkt? Kunnen er indicatoren ontwikkeld worden die een optimale samenwerking kunnen nagaan? Deze studies dienen op basis van empirisch onderzoek te komen tot beleidsgerichte aanbevelingen.

De beleidsondersteunende studies zijn van groot belang om een gedegen beleid te ontwikkelen inzake de drugproblematiek. Het kan ook helpen om bepaalde vooropstellingen te meten of beeldvorming te weerleggen. Een overzicht van voltooide studies binnen het onderzoeksprogramma ter ondersteuning van de federale beleidsnota drugs vindt u hier. U kan aldaar de verschillende eindrapporten downloaden of bestellen, of er een samenvatting van raadplegen.

Samenwerkingsakkoord en Algemene Cel Drugbeleid

Vanuit de federale beleidsnota drugs is er wettelijke verankering voorzien inzake het Samenwerkingsakkoord voor een globaal en geïntegreerd drugbeleid5. Dit samenwerkingsakkoord vormt de basis van de installatie van een overlegorgaan tussen de federale, gewestelijke en gemeenschapspartners. Meer dan 30 ministeriële ambtsomschrijvingen (federaal én deelregeringen) zijn bevoegd voor bepaalde deelaspecten van het drugbeleid.

De wettelijke verankerde afspraken voorzien dat er overleg wordt gepleegd om hun beleid inzake het voorkomen van druggebruik, het hulpverlenings- en behandelingsaanbod, het controleren van de productie en van de handel en sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen op elkaar af te stemmen. In wat volgt, wordt een kort overzicht gegeven van de wettelijke bepalingen van het samenwerkingsakkoord.

  • De Interministeriële conferentie, die wordt voorgezeten door de federale Minister van volksgezondheid, neemt alle nodige beleidsbeslissingen die vanuit de verschillende beleidsverantwoordelijken worden voorgesteld. Deze Interministeriële conferentie komt hiertoe minstens 1 maal per jaar samen.
  • De Algemene Cel Drugbeleid, die ten minste éénmaal per maand samenkomt, verzorgt de ondersteuning van de Interministeriële conferentie.
  • Er is tevens voorzien in een permanente coördinatie die als contactpersoon optreedt voor de Interministeriële conferentie en voorziet in het secretariaat.
  • Het samenwerkingsakkoord omschrijft verschillende werkcellen:
      • Cel Gezondheidsbeleid drugs: deze werd reeds opgericht in juni 2001. Deze cel doelt op het verkrijgen van een globaal inzicht in alle aspecten van de drug- en drugverslavingsproblematiek; de continue preventie van het drugsmisbruik en het beperken van de schade hieraan verbonden; de optimalisering van het hulpverlening- en behandelingsaanbod van drugverslaafden; en de uitwerking van overlegde beleidsplannen met het oog op een geïntegreerd gezondheidsbeleid inzake drugs.
      • Werkcel Internationale Samenwerking: Het is van belang dat het internationale Belgische drugbeleid overlegd, gecoördineerd en versterkt wordt in deze werkcel. Deze coördinatie heeft als bedoeling de goede verstandhouding die er heerst met onze buurlanden, binnen de Benelux en de Europese Unie, te bestendigen en de voortdurende dialoog te voeden die we op een constructieve wijze onderhouden met de instellingen van de UNO en van de Raad van Europa, die bezig zijn met de drugproblematiek.
      • Werkcel Controle op Drugs: zal alle partners van het bovenvermelde samenwerkingsakkoord toelaten om het controlebeleid op de legale en illegale drugs te omschrijven, te inventariseren en te stimuleren, dit zowel vanuit het standpunt van de strafwettelijke controle als vanuit het gevangeniswezen, de douane, de fiscaliteit, de preventie en de communicatie.

Beleidsverklaring van de minister van Justitie, 2009

De doelstellingen van de beleidsverklaring 2009 zijn het bereiken van een integraal en geïntegreerd drugsbeleid, gericht op effectieve ontrading via preventie, hulpverlening en repressie. Bestrijding van de productie, de distributie en de verkoop van illegale middelen is de eerste prioriteit. Zoals voorzien in het Nationaal Veiligheidsplan 2008-2011 wil de Minister in het bijzonder de productie tegengaan van synthetische drugs, en de cannabiskweek, de drugshandel (cocaïne-invoer en heroïnedoorvoer) en de straathandel (inclusief het drugstoerisme) bestrijden.

Voor de aanpak van drugsgebruikers en verslaafden worden alternatieven voor een gerechtelijke sanctie gestimuleerd en er wordt getracht naar een maximale doorverwijzing naar de hulpverlening. Het Proefzorg project opgestart in Gent, kadert volledig in deze filosofie. Dit project is een alternatieve afhandelingmodaliteit, waarbij middelengebruikers reeds op het niveau van het parket naar de hulpverlening kunnen worden doorgestuurd. Ook in een latere fase, namelijk op het niveau van de rechtbank, bestaat er een project. Het gaat over de ‘drugsbehandelingskamer’ waar de drugsgebruikende beklaagde op een snelle manier doorverwezen wordt naar de hulpverlening.

De Gemeenschappelijke Verklaring van de Interministeriële Conferentie Drugs

Deze gemeenschappelijke verklaring werd voorbereid door de hierboven besproken Algemene Cel Drugsbeleid. In het eerste artikel van het eveneens vermelde samenwerkingsakkoord (hetgeen geldt als het basisdocument voor de Algemene Cel en de Interministeriële Conferentie) staat immers volgende opdracht te lezen: “De uitwerking van overlegde beleidsplannen met het oog op een globaal en geïntegreerd drugsbeleid”. De Gemeenschappelijke Verklaring van 25 januari 2010 wenst uitvoering te geven aan deze opdracht.
De verklaring bevat drie delen: (1) de antecedenten van het Belgisch drugsbeleid; (2) een overzicht van de acties en/of beleidsprincipes van de betrokken Ministers sinds de goedkeuring van de federale beleidsnota drugs 2001; en (3) de beleidsopties die de bevoegde Ministers, in de onderscheiden domeinen van het drugsbeleid, nemen.

Activiteiten van de Dienst

  • De algemene coördinatie waarnemen van het Belgische drugsbeleid wat betreft justitie.
  • Deel uitmaken van het Interdepartementaal Coördinatiecomité (ICC) – hierdoor heeft de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid het recht om ieder jaar onderzoeksvoorstellen in te dienen, alsook uiteindelijk medezeggenschap te hebben in de toegewezen onderzoeken.
  • Deel uitmaken van begeleidingscomités voor verschillende onderzoeken.
  • Partner in het Expertisenetwerk Verdovende Middelen teneinde het vervolgingsbeleid te kunnen stroomlijnen (voorbereiding omzendbrieven, bestudering nieuwe evoluties);
  • Deelnemen in de Algemene Cel Drugsbeleid (ACD) en het voorzitten van de werkcel Controle hierin.
  • Vragenlijsten beantwoorden in het kader van de VN (Commissie verdovende middelen).
  • Bijdrage leveren betreffende de veroordelingstatistieken drugs in het kader van EMCDDA.
  • Parlementaire vragen in verband met drugs beantwoorden.

Actoren

  • College Procureurs-generaal
  • Expertisenetwerk Verdovende middelen
  • Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden
  • FOD Wetenschapsbeleid
  • FOD Volksgezondheid
  • FOD Binnenlandse Zaken
  • Federale politie (DGJ/DJP/Drugs)
  • Vereniging voor alcohol- en andere drugproblemen (VAD)
  • Nationaal Instituut voor Criminologie en Criminalistiek (NICC)
  • Belgian Focal Point on Drugs
  • Algemene Cel Drugsbeleid

Beknopt literatuuroverzicht

Beleidsnota van de federale regering in verband met de drugproblematiek, 2001.

BOGAERTS, J. et al., Jongeren & Drugs, Antwerpen – Oxford, Intersentia, Centrum voor Beroepsvervolmaking in de Rechten, 2005, 126 p.

CASSELMAN, J. en KINABLE, H. (eds.), Gebruik van illegale drugs: multidimensioneel bekeken, Kortrijk, UGA, 2007, 372 p.

DE RUYVER, B. et al., “Drugbeleid in cijfers: een studie naar betrokken actoren, overheidsuitgaven en bereikte doelgroepen”, Gent, Academia press, 2004, 499 p.

DE RUYVER, B., COLMAN, C., DE WREE, E., VANDER LAENEN, F., REYNDERS, D., VAN LIEMPT, A. en DE PAUW, W., Een brug tussen Justitie en drughulpverlening, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2008, 199 p.

DE RUYVER, B., VERMEULEN, G., FLAVEAU, A., DE LEENHEER, A., CARLIER, F., NOIRFALISE, A. en PELC, I. (eds.), Drugbeleid aan de vooravond van de 21ste eeuw / Politique en matière de drogue à la veille du 21ième siècle, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2000, 542 p.

DECORTE, T. (ed.), Ecstasy in Vlaanderen. Een multidisciplinaire kijk op synthetische drugs, Leuven, Acco, 192 p.

DECORTE, T. en TUTELEERS, P., Cannabisteelt in Vlaanderen. Patronen en motieven van 748 telers, Leuven, Acco, 2007, 286 p.

DECORTE, T. en KORF, D. (eds.), European Studies on Drugs and Drug Policy. Selected readings from the 14th International Conference of the European Society for Social Drug Research (ESSD), Brussel, VUB Press, 2004, 220 p.

DE DONDER, E. (ed.), Alcohol, illegale drugs, medicatie en gokken. Recente ontwikkelingen in Vlaanderen 2005-2006, Brussel, VAD, 2007, 261 p.

DE PAUW, W., Justitie onder invloed. Belgen en vreemdelingen voor de correctionele rechtbank in Brussel: 28 jaar straftoemeting in drugszaken, Brussel, VUB Press, 2009, 383 p.

SCHLEIPER, A (ed.) et al., Drugbeleid: Belgisch institutioneel bestel, harm reduction. Politique des drogues: paysage institutionel belge, réduction des risques et des dommages, Antwerpen-Apeldoorn, Maklu, 2003, 227 p.

VAN CAUWENBERGHE, K., Handhavings zakboekje, Mechelen, Kluwer, 2008, 152 p.

ZAITCH, D., Trafficking cocaïne. Colombian Drug Entrepreneurs in the Netherlands, The Hague, Kluwer Law International, 2002, 335 p.

 

Naast bovenstaande bronnen zijn onderstaande links ook relevant:

 

 

 

 

 

 

1. De Ruyver, B., Pelc, I., De Graeve, D. et al., Drugs in cijfers II. Studie naar betrokken actoren, overheidsuitgaven en bereikte doelgroepen. Vervolg studie, Gent, Academia Press, 2007, 324p.

2. G. Van Hal, P. Van Damme en K. Van Cauwenberghe, Rapport Vijftien jaar registratie van geverbaliseerde druggebruikers in Vlaanderen en Brussel: 1990-2004, Antwerpen, ESOC publicatie nr 42.

3. Enkelvoudig verdrag van 30 maart 1961 (New York) inzake verdovende middelen (gewijzigd en verschenen in het B.S. van 14 september 1984); Verdrag van 21 februari 1971 (Wenen) inzake psychotrope stoffen (B.S. 31 maart 1996); Verdrag van de Verenigde Naties van 20 december 1988 (Wenen) tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen (B.S. 21 maart 1996).

4. http://europa.eu/scadplus/leg/nl/cha/c22568.htm

5. Wet 11 mei 2003 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord tussen de staat, de gemeenschappen, de gemeenschappelijke gemeenschapscommissie, de Franse gemeenschapscommissie en de gewesten voor een globaal en geïntegreerd drugsbeleid, B.S. 2 juni 2003.