| Inschrijven | Uitschrijven | version française

Newsletter 00 | Mars 2008   Strafrechtelijk beleid

Inleiding

“Met deze tweede e-newsletter, en tevens de laatste van dit jaar, wil de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid u informeren over zijn activiteiten en de ontwikkelingen op het gebied van het strafrechtelijk beleid in België van de voorbije maanden.

Momenteel bereidt de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid het advies voor tot goedkeuring van elk zonaal veiligheidsplan, dat in de jaren 2009 tot 2012 haar uitwerking op het terrein zal kennen, ten behoeve van de Minister van Justitie. Het belang van deze goedkeuringsprocedure wordt in deze e-newsletter aangegeven.

In november werd een artikel van Diane Reynders (adviseur-generaal voor het Strafrechtelijk beleid), An Raes (projectverantwoordelijke Kadernota Integrale Veiligheid) en Tom Van Wynsberge (adviseur managementondersteuning) van de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid gepubliceerd in het Cahier Integrale Veiligheid. In dit artikel met als titel “Naar een meer geïntegreerd strafrechtelijk beleid als sluitstuk van een integraal veiligheidsbeleid” komen de vele uitdagingen voor de verdere ontwikkeling van een integraal veiligheidsbeleid aan bod.

Midden 2008 werd het jaarrapport van de georganiseerde criminaliteit in België in 2005-2006, in samenwerking met de federale politie, door de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid afgerond. De belangrijkste vaststellingen in dit jaarrapport, worden hier eveneens besproken.

Door de afdeling “Research & Development & Statistiek” wordt tenslotte een beknopte voorstelling gegeven van het Onderzoeksplatform Justitie, Veiligheid en Samenleving (OPJVS), dat in 2000 onder voorzitterschap van de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid werd opgericht om te remediëren aan de versnippering van de onderzoekscoördinatie in België

De Dienst voor het Strafrechtelijk beleid wenst u alvast een goed eindejaar en een voorspoedig 2009!

Veel leesplezier! ”

Diane REYNDERS,
Adviseur-generaal voor het Strafrechtelijk beleid

 

In deze E-Newsletter

 

Beleidsontwikkeling en beleidsvertaling
Politie en magistratuur
Integrale veiligheid

Georganiseerde criminaliteit

Research & Development & Statistiek

 

Beleidsontwikkeling en beleidsvertaling

De goedkeuringsprocedure bij de zonale veiligheidsplannen 2009-2012: de justitiële invalshoek

Eén van de kritieken op het vroegere politiebestel was het gebrek aan een eenvormige werkwijze en -cultuur bij de drie toenmalige politiediensten (rijkswacht, gemeentepolitie en gerechtelijke politie bij de parketten). Bij de organisatie van de geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, heeft men daarom het werken met doordachte politionele veiligheidsplannen verder vorm gegeven. Het nationaal veiligheidsplan - NVP (voor de federale politie) en de hieraan gekoppelde zonale veiligheidsplannen - ZVP (voor de 196 lokale politiezones) vormen nu de speerpunten van deze planmatige aanpak voor de geïntegreerde politiedienst.

In het ZVP wordt het veiligheidsbeleid uitgestippeld, waarop de actie van de lokale politie in de desbetreffende zone gefundeerd is, en dit onder het gezag van de lokale politieoverheden: de burgemeester(s) en de procureur des Konings. De vierjaarlijkse cyclus van het plan duidt op een strategisch plan met een langetermijnvisie. Deze vierjaarlijkse plannen dienen telkens operationeel uitgewerkt te worden door middel van jaarlijkse actieplannen.

Momenteel worden de ZVP’s, die in de jaren 2009 tot 2012 haar uitwerking op het terrein zullen kennen, volop voorbereid. Krachtens artikel 37 WGP (wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus), wordt ieder ZVP aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Justitie ter goedkeuring voorgelegd. Deze goedkeuringsprocedure beoogt enerzijds de coherentie in het politiebeleid te verzekeren (afstemming tussen de beleidsopties in het NVP en het ZVP) en anderzijds na te gaan of het vastgelegde beleid, voor de Minister van Justitie is dit het strafrechtelijk beleid, navolging krijgt in het ZVP. De Dienst voor het Strafrechtelijk beleid werkt in deze goedkeuringsprocedure samen met de Directie Lokale Integrale Veiligheid van de FOD Binnenlandse Zaken en de Directie van de relaties met de lokale politie binnen de federale politie.

De Dienst voor het Strafrechtelijk beleid bereidt het advies tot goedkeuring van elk zonaal veiligheidsplan voor ten behoeve van de Minister van Justitie. Dit betekent dat zij zich in het bijzonder focust op de justitiële aspecten van het plan.

Ondanks de hoge werklast die het evalueren van 196 zonale veiligheidsplannen met zich meebrengt en de beperkte beschikbare personeelscapaciteit van de Dienst, blijft dit dossier een belangrijke taak van de Dienst. Volgende evaluatievragen komen in de goedkeuringsprocedure aan bod:

  1. Zijn het nationaal veiligheidsplan en de zonale veiligheidsplannen wel coherent?
  2. Wat is de inbreng van de procureur des Konings bij de opmaak en de beleidskeuzes? Hierbij komen vraagstukken aan bod betreffende de implementatie van de parketbeleidsplanning in de praktijk en de afstemming tussen het opsporings- en vervolgingsbeleid (zijn de opsporings- en vervolgingsprioriteiten wel dezelfde?).
  3. Wordt de minimale norm voor de basisfunctionaliteit lokale opsporing en lokaal onderzoek behaald? Deze norm geeft de operationele capaciteit van de procureur des Konings weer voor het uittekenen van het opsporingsbeleid.
  4. Welke zijn de synergieën tussen politie en justitie, in de vorm van samenwerkingsmodellen of akkoorden?
  5. Wat betekent de implementatie van een integraal en geïntegreerd veiligheidsbeleid op lokaal zonaal niveau?

De antwoorden op deze elementen laten de Dienst niet alleen toe om de Minister van Justitie degelijk te informeren over de ZVP’s en de noodzakelijke beleidsvoorstellen hieromtrent te formuleren, maar leveren ook relevante informatie op die de Dienst in haar beleidsadviserende taak verder kan benutten. Zo kan de Dienst op basis van deze evaluaties een nota ontwikkelen om de inbreng van de justitiële actoren in de zonale veiligheidsplanning zowel kwalitatief als kwantitatief te verbeteren en er dus voor te zorgen dat de lokale politie beter door de parketten wordt aangestuurd.

 

Politie en magistratuur

 

Voor meer informatie:

Christel Defever
02/542.74.56
christel.defever@just.fgov.be

 

Integrale veiligheid

 

Naar een meer geïntegreerd strafrechtelijk beleid als sluitstuk van een integraal veiligheidsbeleid

De ontwikkeling van een integraal veiligheidsbeleid is een stapsgewijs proces dat op federaal beleidsniveau vooralsnog geen vaste vorm heeft gekregen. De laatste realisatie betreft een nieuw Nationaal Veiligheidsplan 2008-2011, waarop de nieuwe zonale veiligheidsplannen zijn geënt en waarin onder impuls van justitie een duidelijke aanzet wordt gegeven voor een verder integraal veiligheidsbeleid.

Voor een integrale veiligheidsbenadering blijven er wel nog vele uitdagingen. Deze komen aan bod in het artikel “Een geïntegreerd strafrechtelijk beleid als hoeksteen van een integraal veiligheidsbeleid” in het novembernummer van het Cahier Integrale Veiligheid (nr. 5). Daarin geven Diane Reynders (adviseur-generaal voor het Strafrechtelijk beleid), An Raes (projectverantwoordelijke Kadernota Integrale Veiligheid) en Tom Van Wynsberge (adviseur managementondersteuning) van de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid aan welke uitdagingen ze zien voor de verdere ontwikkeling van een integraal veiligheidsbeleid.

Een belangrijke uitdaging betreft het streven naar een meer geïntegreerd strafrechtelijk beleid waarbij het beleid van alle justitiële actoren in de strafrechtsketen ten volle op elkaar wordt afgestemd. Op deze wijze kan het een doeltreffend sluitstuk vormen voor het integrale veiligheidsbeleid. Als beleidsdienst ten behoeve van de Minister van Justitie en de kernpartners van het strafrechtelijk beleid wil de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid hiertoe een belangrijke ondersteuning blijven bieden.

Zoals vermeld in de vorige e-newsletter werkte de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid in samenwerking met haar partners van Binnenlandse Zaken en Mobiliteit (meer bepaald de Algemene Directie Veiligheid en Preventie en het Directoraat-generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid) in 2008 ook een voorstel van een nieuwe kadernota integrale veiligheid uit, die het globale integraal veiligheidsbeleid van de federale regering duidelijk moet stellen. Deze werd vooralsnog niet politiek gerealiseerd en zal pas vaste vorm krijgen ter voorbereiding van een volgend Nationaal Veiligheidsplan. In het volgend Cahier Integrale Veiligheid komt met het oog hierop een paneldiscussie aan bod met sleutelfiguren in het integraal veiligheidsbeleid. Vraag is in hoeverre een federale kadernota integrale veiligheid een antwoord biedt en een steun is voor een lokaal veiligheidsbeleid. Tevens stelt zich de vraag hoe de gemeenschappen en gewesten bij een kadernota actief kunnen worden betrokken. De Dienst voor het Strafrechtelijk beleid is van plan deze reflectie voort te zetten met de betrokken partners.

 


Voor meer informatie:

An Raes
02/542.74.21

an.raes@just.fgov.be

 

Georganiseerde criminaliteit

 

Het jaarrapport van de georganiseerde criminaliteit in België in 2005-2006

Al sinds begin de jaren ’90 wordt in België veel aandacht besteed aan de problematiek van de georganiseerde criminaliteit. In navolging van de aanbevelingen van diverse parlementaire onderzoekscommissies, onder meer naar de moordende overvallen van de Bende van Nijvel in de jaren ’80, besloot de regering midden de jaren ’90 om op periodieke basis (sinds 2001 tweejaarlijks) een rapport op te stellen van de vastgestelde aanwezigheid van de georganiseerde criminaliteit in België.

De Dienst voor het Strafrechtelijk beleid is vanuit haar informatie- en beleidsondersteunende opdracht ideaal geplaatst om deze analysetaak waar te nemen en verzorgt sindsdien de redactie van dit jaarrapport, in nauwe samenwerking met de federale politie, het Openbaar Ministerie (het parket-generaal bij het hof van beroep te Gent) en de academische wereld (IRCP van de Universiteit Gent).

De voorbije decennia ontwikkelde dit rapport zich meer en meer tot een heuse dreigingsanalyse. Meer en meer wordt getracht aan te geven hoe kwetsbaar ons land is voor misdrijven door criminele organisaties.

Midden 2008 werd het jaarrapport 2007, in samenwerking met de federale politie, door de Dienst gefinaliseerd.

Het beeld van de criminele organisaties die bij de opsporings- en vervolgingsdiensten en bij de inlichtingen- en veiligheidsdiensten gekend zijn, ondergaat weinig wijzigingen in vergelijking met de voorbije jaren. De omvang van de organisaties blijft relatief beperkt alsook het profiel van de verdachten. Hun activiteiten in de diverse delictsdomeinen (productie van en handel in verdovende middelen, witwassen, accijns- en BTW-fraude, oplichting, …) vertonen weinig verschillen met de voorgaande jaren. In 2005 en 2006 waren respectievelijk 1.904 en 1.809 verdachten betrokken in de onderzoeken.

De ontwikkeling van georganiseerde criminaliteit wordt sterk beïnvloed door haar omgeving. Vooral bestaande lacunes in de wet- of regelgeving of kwetsbaarheden van bepaalde sectoren worden als opportuniteiten aangewend. Net als de voorgaande jaren maakt bijna 75% van de criminele organisaties gebruik van commerciële structuren. De cijfers laten bij herhaling zien dat zij bestaande legale structuren met vermenging van legale en illegale activiteiten en/of met medewerking van insiders in het bedrijf verkiezen boven schijnvennootschappen. Criminele organisaties willen blijkbaar niet zozeer controle of macht uitoefenen op bepaalde bedrijfstakken maar profiteren veeleer van de bestaande economische infrastructuren ter ondersteuning van het (vrij) verkeer van goederen, kapitaal en personen. Een dergelijke organisatie vergt natuurlijk een toenemende mate van professionalisering (meer middelen, meer inbreng van experts, …).

De behoefte van criminele organisaties aan interne of externe deskundigheid wordt grotendeels bepaald door de mate van complexiteit en de drempel om deel te kunnen nemen aan een legale of illegale activiteit. Een terrein waarop deze behoefte aan deskundigheid zich duidelijk manifesteert, is het witwassen van de criminele opbrengsten. Financiële en fiscale expertise is hier voor criminele organisaties vereist. Veel experts in georganiseerde criminaliteit pleiten daarom voor een financiële aanpak in de bestrijding van het fenomeen.

Wat de aanwending van contrastrategieën door de criminele organisaties betreft, blijft het gebruik van geweld en/of intimidatie hoog scoren. De trend waarbij een verschuiving wordt vastgesteld naar geweldpleging tegen en/of bedreiging van politiemensen, magistraten en medewerkers met het gerecht, verdient daarom bijzondere aandacht.

Zoals hoger vermeld, werd in dit rapport al een eerste aanzet gegeven tot een dreigingsanalyse van dadergroepen. De dreiging wordt geëvalueerd als resultante van de efficiëntie waarmee criminele organisaties hun (il)legale activiteiten ontplooien en hun potentieel om die activiteiten ook duurzaam wijze te organiseren (afhankelijk van de sociale cohesie in de maatschappij, hun aanpassingsvermogen en het gebruik van contrastrategieën).

Dit jaarrapport is ter zake bijzonder illustratief, maar spreekt zich nog onvoldoende uit over de verschillende niveaus van dreiging. Globaal kan worden gesteld dat de criminele groepen die over de meeste intrinsieke kwaliteiten, een solide organisatie en adequate middelen beschikken, die gewelddadig zijn en die zich oriënteren op meerdere criminaliteitsdomeinen, kunnen worden beschouwd als een grotere dreiging dan bijv. dadergroepen die zich slechts met één type activiteit bezighouden en zwakker zijn in hun organisatie en middelen.

Dit volledige rapport kan worden geraadpleegd op de website van de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid www.strafrechtelijkbeleid.be.

 

Voor meer informatie:

Cynthia Van Driessche
02/542.74.75
cynthia.vandriessche@just.fgov.be

 

Research & Development &
Statistiek

Onderzoeksplatform Justitie, Veiligheid en Samenleving (OPJVS)

Het OPJV is een onderzoeksplatform dat in 2000 onder het voorzitterschap van de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid werd opgericht als centrale instantie om het beleidsondersteunend onderzoek, dat binnen de departementen Justitie, Binnenlandse Zaken en Wetenschapsbeleid verricht wordt, beter op elkaar af te stemmen.

De drie grote basisuitgangspunten van het Platform zijn:

  1. transparantie brengen in de uitbesteding van onderzoek en geconcerteerde prioritering van onderzoeksthema’s;
  2. overleg plegen over wetenschappelijk onderzoek binnen de criminologie, het straf- en het strafprocesrecht en
  3. beleidsgebruiksvriendelijk maken van wetenschappelijk onderzoek.

Begin 2008 onderging het Platform een naamswijzing. De uitbreiding van het platform met de partners van de gemeenschappen en gewesten heeft ertoe geleid dat de benaming ‘Overlegplatform Justitie en Veiligheid’ te eng was geworden aangezien ook het bredere veiligheidsdomein in kaart wordt gebracht. De nieuwe benaming van het platform is ‘Onderzoeksplatform Justitie, Veiligheid en Samenleving’ (OPJVS)

De belangrijkste taken van het OPJVS zijn:

  • de inventarisatie van uitbesteed wetenschappelijk onderzoek door de federale departementen en gemeenschappen en gewesten binnen het criminologisch en juridisch-strafrechtelijk onderzoeksdomein;
  • afstemming tussen de diverse financierders van onderzoek;
  • onderzoekscoördinatie: overleg over themazetting om de onderzoeksnoden doelgericht op elkaar af te stemmen;
  • informatie-uitwisseling van gegevens, kennis, onderzoeksrapporten en valorisatie-initiatieven;
  • vertaalslag van onderzoeksresultaten naar concrete beleidsinitiatieven;
  • valorisatie van wetenschappelijk onderzoek.

Het OPJVS organiseert jaarlijks onder het voorzitterschap van de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid 3 à 4 vergaderingen. Naast de DSB zitten volgende partners rond de tafel: de POD Wetenschapsbeleid, het Politioneel Documentatie- en Kenniscentrum van de Federale Politie, Het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie, de Algemene Directie Veiligheids- en preventiebeleid van de FOD Binnenlandse Zaken, het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) van de Vlaamse Regering en de Afdeling Wetenschappelijk onderzoek van de Franse Gemeenschap.

Openheid, transparantie, overleg en communicatie tussen de diverse partners zijn onontbeerlijk voor een goede werking van het platform.

 

Voor meer informatie:

Elke Devroe
0496/58.15.54
elke.devroe@just.fgov.be

Saaske De Keulenaer
02/542.74.58
saaske.dekeulenaer@just.fgov.be

 

Verantwoordelijke uitgever:
Diane Reynders
Adviseur-generaal voor het Strafrechtelijk beleid

Dienst voor het Strafrechtelijk beleid
Hallepoortlaan 5-8
1060 Brussel

 

Contactpersoon : Nika Spriet | 02/542.74.65

Webmaster : Nicolas Kontossis
Vertalers : Olivia Glorieux en Fabyan De Groodt